Een ruimere zoektijd zit er niet in
20 mrt 2006
Een ruimere zoektijd zit er niet in
ROODKERK - Er is geen sprake van dat het seizoen voor aaisikers verruimd wordt in een koud voorjaar als dit. Dat zei gedeputeerde Andriesen vrijdag in antwoord op vragen van voorzitter Atsma van de Fryske Plattelâns Alliantie.
Atsma, in het dagelijks leven Tweede-Kamerlid voor het CDA, complimenteerde de provincie Fryslân met het werk dat ertoe geleid heeft dat het aaisykjen voorlopig gered is. “Mar spitigernoch is der noch gjin sicht op dat it earste aai fûn wurdt.” Of er wellicht nog zicht was op wat ruimte en rek? Op een beetje sturen met de uiterste zoekdatum van 31 maart (voorheen 8 april)?
“Nee”, sprak Andriesen onomwonden. “Die ruimte is er vandaag de dag niet.” Het is pech dat het een koud voorjaar is, het zou “een enorme opsteker zijn geweest” voor de motivatie van nazorgers als er zo onderhand een boel eieren in de velden hadden gelegen, maar het is nou eenmaal koud. Niets aan te doen, dat gebeurt, zo hoort de gedeputeerde, elke vijfentwintig jaar een keer of drie. “Je zult zien dat het volgend jaar weer zo koud is. Héb je eindelijk een goeie regeling…”
Vanuit politiek oogpunt zou ze geen moeite hebben met verlenging van het raapseizoen in koude lentes, maar juridisch is dat levensgevaarlijk. Als ze nu een voorstel zou schrijven, zou het op zijn vroegst eind maart bij Gedeputeerde Staten ter besluitvorming voorliggen. En dan nog “zou de Faunabescheming een dag later weer bij de rechter op de stoep staan. En mijn inschatting is dat ze dan wél zouden winnen.”
Ook met een andere wens van de FPA maakte de gedeputeerde korte metten. Atsma hekelde het feit dat aaisikers pas na half vijf ’s middags die landerijen op mogen. Dan hebben ze nog een uurtje en dan is het donker. Andriesen erkende dat dat een enorme beperking is (het gaat in Fryslân om 40.000 hectare), maar daar moet de BFVW maar mee leven. “De minister betaalt die boeren honderd euro per hectare en in sommige gevallen meer, en hij eist natuurlijk dat die ganzen voor dat geld ook echt met rust gelaten worden.”
De FPA is van zins zich meer te laten gelden in Den Haag. De politiek laat zich, zegt Atsma, over het algemeen te veel sturen door ‘Wageningen’, terwijl die wetenschappers elkaar vaak tegenspreken én andere gegevens over effecten van weidevogelbeheer naar buiten brengen dan de Friezen op grond van eigen ervaringen kennen.
In de FPA zitten vogelbeschermers (BFVW), jagers (KNJV en NOJG), sportvissers, Agrarische Jongeren Friesland, de Kooikersvereniging, de paardenwereld (KNHS) en natuurtoezichthouders, bij elkaar 60.000 leden.
Bron: Friesch Dagblad (20-03-2006)