Kwart minder kieviten in Fryslân geteld
Jaarverslag Weidevogelmeetnet
Kwart minder kieviten in Fryslân geteld
Leeuwarden - De kievitpopulatie in Fryslân is vorig jaar met een kwart gedaald vergeleken met 2006. Dat blijkt uit cijfers van het Weidevogelmeetnet Fryslân, dat sinds 2006 extra onderzoek doet in verband met de strengere wetgeving rond het aaisykjen. Ook grutto, scholekster, tureluur, watersnip en kemphaan doen het slecht.
Het warme en droge voorjaar van 2007 was voor alle weidevogels erg ongunstig. De broedresultaten van de kievit (ljip) waren zo slecht dat er zelfs sprake was van een trendbreuk. Vergeleken met de andere weidevogels deed de kievit het de laatste zeven jaar nog niet zo slecht. Er was in die tijd zelfs sprake van een stabilisatie. Maar 2007 heeft hier drastisch verandering in gebracht, aldus het jaarverslag van het Weidevogelmeetnet.
In de meetnetverslagen van 2005 en 2006 werd een significant trendverschil vastgesteld tussen de periode 1996-2000 (matige afname) en de periode daarna (stabiel). Vergeleken met 2006 bedroeg de afname van de kievit in 2007 bijna 25 procent. En met die terugslag blijkt er nu tussen de periode 1996-2000 en 2000-2007 geen significant trendverschil meer te bestaan. Volgens de trendclassificatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is er nu in beide periodes sprake van een matige afname (CBS, 2005). De gemiddelde afname bedraagt bijna 5 procent per jaar.
Het Weidevogelmeetnet houdt sinds 1994 de stand van de weidevogels bij in Fryslân. Ze doet dat volgens een wetenschappelijke methode van Stichting Vogelonderzoek Nederland (Sovon). Op verscheidene plekken in de provincie, verdeeld over diverse grondsoorten (klei, veen, zand) en gebruik (maïsland, grasland, natuurgebied) tellen vrijwilligers de nesten van weidevogels. Sinds 2006 worden er extra proefvlakken onderzocht in verband met artikel 6 van de Regeling zoeken, rapen en beschermen van kievitseieren van de Flora- en Faunawet.
Het jaar 2006 was erg succesvol voor de weidevogels; 2007 werd daarentegen bar slecht. Door voedselgebrek kwamen veel steltlopers, zoals grutto (skries), scholekster (strânljip) en tureluur (tjirk) niet tot broeden of verlieten ze halverwege het broedseizoen het territorium.
Van de grutto is sinds 1996 meer dan 60 procent van de broedpopulatie weggekwijnd. Dat betekent dat er naar ruwe schatting mogelijk nog maar circa 10.000-12.000 paar grutto’s in Fryslân broeden. De grutto deed het in reservaten wat beter dan op het boerenland. Bij de scholekster en veldleeuwerik (ljurk) is nu meer dan de helft van de broedpopulatie verdwenen. De watersnip (wettersnip) is op het boerenland vrijwel niet meer te zien en komt alleen nog in natuurgebieden voor waar een hogere grondwaterstand is. De kemphaan (hoants) is vrijwel niet meer te zien in Fryslân.
De meeste watervogels doen het goed. Wilde eend (wylde ein) en kuifeend (túfein) handhaven zich met schommelingen, terwijl de meerkoet (markol) en krakeend (eastein) fors toenemen en de slobeend (slob) sinds 1996 met de helft is afgenomen.
Bron: Friesch Dagblad (21-02-2008)