Minder hulp sinds WMO is ingevoerd
Minder hulp sinds WMO is ingevoerd
Leeuwarden - Van alle mensen die zich bij het WMO-meldpunt voor klachten meldden, zeggen veruit de meesten erop achteruit te zijn gegaan met de huishoudelijke hulp. Dat zegt Elizabeth Spieker van Zorgbelang Fryslân. Sinds de invoering van het nummer in januari van dit jaar zijn er 55 meldingen in Fryslân gedaan, tegenover ruim 860 meldingen landelijk.
Het aantal klachten mag dan beperkt zijn, het feit dat bijna alle melders aangeven er op achteruit te zijn gegaan, is wel een signaal, vindt Spieker. Een percentage van 95 procent stelt dat ze minder huishoudelijke hulp krijgt sinds de invoering van de WMO en dat er vaker een beroep moet worden gedaan op de hulp van familie, vrienden en buren.
Dat ze minder hulp krijgen, komt volgens Spieker vooral omdat er in het kader van de WMO een herindicatie wordt gedaan - dat wil zeggen dat er opnieuw wordt gekeken wat voor hulp iemand nodig zou hebben.
De meeste klachten, zowel landelijk als regionaal, kwamen met name meteen na de invoering van het meldnummer in januari binnen. Sinds mei van dit jaar komen er minder klachten binnen. Toch is er besloten tot december door te gaan met de landelijke meldingslijn - waarbij Zorgbelang Fryslân is aangesloten.
De informatie die binnen is gekomen, wordt verwerkt in een brochure die onder gemeenten - verantwoordelijk voor de WMO - wordt verspreid. Maar Zorgbelang onderneemt ook regionaal actie.
,,De gemeenten die het vaakst genoemd worden door melders zullen wij direct benaderen. Natuurlijk wel met inachtneming van de privacy van de melders.’’ En ook de diverse cliëntenraden en WMO-adviesraden zullen worden geïnformeerd door Zorgbelang, om ook op die manier de problemen onder de aandacht te brengen.
Welke gemeenten het vaakst genoemd worden, wil Spieker niet zeggen. Dat heeft verschillende redenen. ,,De belangrijkste is wel hoe de gemeenten zelf zijn omgegaan met het feit dat er een meldpunt is. Sommige gemeenten hebben heel actief gewezen op ons bestaan, andere gemeenten hebben er weinig of niets aan gedaan om cliënten te informeren over de mogelijkheid om problemen en misstanden te melden. Het kan best zijn dat de actieve gemeenten het meest genoemd worden, alleen al vanwege het feit dat zij iedereen op ons gewezen hebben.’’
Vinger aan pols Het blijft voor Zorgbelang niet bij het informeren van de gemeenten alleen. In de periode daarna wil Spieker zeker ,,een vinger aan de pols houden.”
En er is de ambitie om een echt regionaal meldpunt op te richten. ,,We zouden graag na december door willen gaan met het meldpunt, onafhankelijk van wat het landelijk meldpunt doet. Daarvoor willen we de afspraak maken met de Friese gemeenten dat wij als onafhankelijke meldpunt gaan functioneren en ieder kwartaal de gemeenten informeren over de klachten en suggesties kunnen doen hoe de problemen aan te pakken.’’
Of dat daadwerkelijk gaat lukken kan Spieker niet zeggen. Van de gemeenten wordt wel een financiële bijdrage gevraagd en het is volgens haar ook niet eenvoudig voor Zorgbelang Fryslân om met meer dan dertig gemeenten om de tafel te zitten.
Bron: Friesch Dagblad (12-08-2008)